Oma’s gedachtekronkels op 6 december
Ze weet het! Ook het jongste kleinkind gelooft niet meer in Sinterklaas. Vorig jaar heeft ze goed toneel gespeeld en oma de indruk gegeven dat ze het niet doorhad, wellicht uit schrik dat er een einde zou komen aan de goedheid van die heilige kindervriend. Zou de papa verklapt hebben wat opa zaliger veel jaren geleden had gezegd? Dat de Sint maar bij oma en opa zou langskomen tot het jongste kleinkind geen schoentje meer zou komen zetten? Daar ging en gaat oma niet mee akkoord. De Sint blijft komen bij groot en klein, maar houdt wel meer en meer van soberheid. Wat er nog steeds bij hoort, is een groot bord voor elk, gevuld met fruit en wat lekkernijen w.o. de onmisbare speculoos/speculaas en de chocoladefiguurtjes. Als kind kregen wij weinig snoep, maar één keer per jaar stond daar op 6 december, of de zondag ervóór, een groot gevuld bord en dat heeft blijkbaar een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Noem het een onweerstaanbare drang, maar oma wil elk jaar grote borden vullen, ook al kijken de schoondochters verontrust naar al die calorieën. Door die duidelijke blikken staan intussen reeds de roze guimauvelievevrouwtjes niet meer op het boodschappenlijstje voor de supermarkt en krijgt fruit een opvallende hoofdrol. Tja, men stelde zich vroeger geen vragen bij de mierzoete roze varkentjes.
Ze weet het ! Ik denk terug aan mijn kinderjaren. Toen ik 7 was en toevallig ziek op 5 december, mocht ik in de ‘middenplaats’ in de warmte slapen. (Wie kent ze nog, de rijhuizen van toen, met voorplaats, middenplaats, woonkeuken en daarachter een klein kookkeukentje dat uitgaf op de koer met toilet ?) Die avond dachten mijn ouders dat ik in een diepe slaap was toen ze aan het etaleren van de cadeautjes begonnen. Wij mochten ieder jaar elk één stuk speelgoed vragen aan de Sint, en behalve dat aanlokkelijke snoepbord lagen daar nog de nuttige dingen: de wintersjaal en -handschoenen en de winterpantoffels. Ik had dat jaar een speelgoedpianootje gevraagd, ik wou daar heerlijke kakofonische muziek op creëren. (Nu zou ik kierewiet worden van die metaalklank). Ongemerkt loerde ik af en toe door een raampje van de tussendeur, maar ik zag alleen de meccano voor mijn broer en de poppen en het kookvuurtje voor de zussen. Toen het stil werd en mijn ouders naar bed waren, ging ik kijken of mijn wens vervuld was en ja, daar stond mijn eerste muziekinstrument. Te mooi om niet getest te worden. En zo hoorden pa en ma midden in de nacht ’tokkel tokkel kling kling…’ “Ze weet het !” Ik was helemaal niet ontgoocheld omdat ‘de leugen was uitgekomen’ maar opgelucht, want nu begreep ik eindelijk hoe het kwam dat de stoutste van de klas, een verwend nest, elk jaar met een duur sintgeschenk kwam pronken op school (wat in feite niet mocht). Is dat een heilige die brave kindjes beloont ? had ik mij te lang afgevraagd. Oneerlijke man, of ziet die niet goed vanuit de hemel met al dat wit krulhaar tot over zijn ogen ?
En dan kwam de decembertijd in het eigen gezin. Toen de oudste zoon 3 was, hebben we sinterklaasliedjes gezongen, prentjes gekleurd en scheve mijters getekend. Het verhaal van de kindervriend werd verteld thuis en op school, we dachten dat zoonlief helemaal in de sfeer van de heilige op het witte paard zou zitten. Nog vóór de grote dag, stopten we letterkoekjes in de brievenbus, rammelde papa-debutantsint een beetje met het deurtje en zei ik: “ik hoor iemand aan de deur, ga eens kijken”. De opgetogen kleuter opende het deurtje en zei: “Brave facteur”.
We zijn 50 jaar later. De jongste van de kleinkinderen, ze weet het. En nu komen ook bij haar heel wat andere vragen los:
“Was Sint-Niklaas een Turkse bisschop, zoals de meester vorig jaar zei?”
“Myra, waar hij bisschop was, ligt nu in Turkije, maar in zijn tijd was dat Lycië, een deel van het Romeinse Rijk. Pas eeuwen later zijn daar Turken komen wonen. Nicolaas van Myra was geen Turk maar een katholieke bisschop uit Lycië. Hij kan wel een licht gekleurd tintje gehad hebben.”
“Welke taal zou hij gesproken hebben?”
“Waarschijnlijk Grieks, want in het oostelijk deel van het Romeinse Rijk spraken de geletterden Grieks in zijn tijd (rond 300) , in het westelijk deel, het grootste deel, spraken de geletterden Latijn.”
“Waarom vertelt men dan dat hij met een stoomboot uit Spanje komt?”
“De Italianen hebben in de middeleeuwen het grootste deel van zijn overblijfselen overgebracht naar Bari, aan de Italiaanse kust, omdat de Turken moslims waren en omdat de overblijfselen van heiligen veel bedevaarders lokten. En Bari behoorde een hele tijd toe aan Spanje. De stoomboot is erbij gefantaseerd in de 19de eeuw door een Hollandse tekenaar. In de tijd van Nicolaas en ook in de middeleeuwen waren er uiteraard geen stoomboten”.
Ik zie haar verveeld denken dat zij zich alles toch heel anders had voorgesteld. Om het voor haar niet nóg moeilijker te maken, zwijg ik over de Pietenkwestie en over het paard op de daken,(wellicht geïnspireerd door oude Germaanse verhalen over de god Wodan op zijn vliegend paard). Ik zeg alleen nog dat er veel legendes over Nicolaas bestaan en dat hij daarom de patroon of beschermheilige is van de kinderen en schippers. En dat hij ooit geldmuntjes gooide in de kamer van drie zussen …
En ze vult zelf aan:
“zodat ze geen geld zouden moeten verdienen als meisjes van plezier. Ik heb dat onlangs gelezen.”
Ik slik even. Ze weet veel, ze weten veel, alle kinderen weten veel, zien en horen veel, praten over vanalles mee, gebruiken woorden die wij als kind ofwel niet kenden ofwel niet durfden uitspreken. Hoe komt het dat zij tóch nog tot 9 of sommigen tot 10 jaar een schoentje zetten met een wortel en een briefje erin voor een bebaarde rare kwast met bizar hoofddekstel, die alles weet over iedereen?
Ik hoop dat er nog veel verhalenboekjes in de schoentjes belanden. Maar de kans is groot dat er smartphones op de wenslijstjes staan van kinderen die net ‘pop, beer en trein’ hebben leren schrijven. Ze hoeven het moeilijke woord niet eens te schrijven, uitknippen uit de dikke catalogus volstaat voor de Sint. Gooi het maar door de schouw, Piet. Zou het erg zijn indien dat ‘kinderspeelgoed’ niet schokbestendig is?
Hoor, wie klopt daar, kinderen? Hoor, wie klopt daar, kinderen? Hoor wie tikt daar zachtjes tegen ’t raam. ’t Is een vreemdeling, zeker, die verdwaald is, zeker, ‘k zal hem gauw eens vragen naar zijn naam.
Eén gedachte over “ Oma’s gedachtekronkels op 6 december”
Prachtig Mies, ik heb genoten van jouw Sinterklaasverhaal
Reacties zijn gesloten.