Moederdag ! Ik krijg net een tekstje van mijn zus, die na een hersenbloeding op haar 51ste, reeds een kwarteeuw ‘anders’ moet leven en nog steeds moedig blijft. Ja, ze is moe en soms zegt ze: “Ik ben het moe.” Dan denk ik aan alternatieve trappen van vergelijking voor haar: moe, moeder, moedigst. Ik lees haar tekst van Toon Hermans:
Mama
mama is het woord waar het leven mee begint mama is het woord dat hoort bij ieder kind
een woord om zacht te zeggen niet om luid te schreeuwen het hoeft niets uit te leggen en gaat door alle eeuwen
mama is het woord waar de mensheid mee begint mama is een ander woord voor liefde
Ook in oorlogsgebieden houden mama’s van hun kinderen. De ‘World Press Photo’ van het jaar is een oma met haar gedode kleindochter in de armen. Wij blijven ons slecht voelen bij de schrijnende beelden op tv en we zijn machteloos. Vorig jaar werden op de moeder- en vaderdagbijeenkomst gedichten voorgedragen. Eén van die gedichten blijft door mijn hoofd dreunen wanneer het Journaal mij weer doet rillen. Toen wisten wij nog niet hoeveel dieper de woorden van de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish (1941-2008) ons dit jaar zouden raken.
Aan mijn moeder
Hoe sterk verlang ik naar het brood van mijn moeder, ik verlang naar de koffie van mijn moeder, de strelingen van mijn moeder. En mijn kindertijd welt in mij op, dag na dag. Ik wil mijn leven waard zijn. Als ik zou sterven zou ik mij schamen voor de tranen van mijn moeder. Maak van mij, indien ik ooit terugkom, een sluier voor je wimpers. Bedek mijn knoken met kruidig groen dat door jouw voetstappen werd gezegend. Bind ons samen met een lok van je haar, met een draadje dat uitrafelt uit de zoom van je jurk. En ik zal misschien onsterfelijk zijn, misschien een god, indien ik de diepte van je hart kan raken. Indien ik terugkom, zie mij als jouw haard, het knetterend hout dat je vermoeide voeten sust, zie mij als een waslijn waar je hand naar strekt op het dak van het huis. Ik kan mijn rug niet rechten zonder jouw zegening. Ik ben oud geworden. Geef me de weg van de sterren terug, die van mijn kinderjaren, zodat ik met de jonge trekvogels de terugweg kan delen, terug naar jouw nest dat mij verwacht.
Een andere ramp in het Journaal … Ik werd toen weer op slag zo moedeloos als het maar kan door alles wat ik zag. Dat Nepalezen sterven door een aardbeving, dat schokt, maar déze ruïne heeft de mens niet vechtend uitgelokt. Elk nieuwsbericht hetzelfde beeld, een ingestort gebouw… Een school ! een ziekenhuis ! Ik ril. Families zwaar in rouw. Een aanval op een hulpkonvooi, een massa op de vlucht, een moordraket en nóg en nóg, die bliksems in de lucht !… Na Gaza nieuws uit andere hoek, een veel te lange strijd in Oekraïne, het gevolg van trots, bedrog en nijd. Oost-Congo heeft al zoveel jaar veel afschuw opgewekt. Als oorlogswapen, schandelijk, de vrouw als een object…
Wij leerden over waarden, van de ouders, in de klas, en ‘Nooit meer oorlog’ was een zin die ik als kind vaak las. ‘k Vroeg aan een vriend: “Voel jij je goed nu jij al 90 bent ?” Hij toont zich optimistisch, sterk, maar … één feit dat niet went. Hij ziet nog steeds, na 80 jaar, de blik van een soldaat, die vóór zijn ogen werd geveld… één kogel … in zíjn straat ! Miljoenen kinderen zullen nu, bijna een eeuw nadien, een veelvoud van dat beeld opslaan en steeds maar oorlog zien.
Straks is het Kerst, gaat iedereen weer over VREDE zingen. Wat voelt dat kind in oorlogssfeer tussen de WREDE dingen ?
Mijn wens voor Kerstdag komt héél vroeg, ik richt die aan de Sint, omdat ik vraag dat ieder kind toch HOOP in ’t schoentje vindt, ook dat het nog wel schoentjes hééft, dat het niet wordt vergeten, en dat het nog een wortel vindt om zélf te kunnen eten. Voor Nieuwjaar zullen laffe leiders woorden wegen, wikken, en hopen dat blauwvintonijn hun stem niet doet verstikken. En wij ? Wij horen en wij zien. Wat kunnen wij veranderen ? ‘Gelukkig’ …, ’t blijft ver van ons bed, het is (nog) ‘bij de anderen’. Een overgrootva troost zijn achterkleinkind en denkt weer: WAAROM ? … WAAROM ? … WAAROM knalt iemand deze man nu neer ?
De ‘bloeimaand’ is er en wie ze in de tuin heeft staan, plukte meiklokjes om iemand een wens met een fijn geurtje te schenken. Het is een oude traditie, ooit overgewaaid uit Frankrijk. Onze (over)grootouders konden nog een wenskaartje schrijven ter gelegenheid van 1 mei om iemand geluk te wensen. Deze kaartjes zijn niet meer in de handel te vinden, nu kan men o.m. een Whatsapp-berichtje verzenden met een foto van de ‘muguetjes’ geplukt uit de grote Google-tuin. Die foto wordt door de ontvanger vluchtig bekeken en misschien krijgt men als antwoord een icoontje van een opgestoken duim of een gezichtje met twee hartjes in de ogen.
De meimaand roept bij mij herinneringen op aan vroeger. De zomerkledij die na Pasen uit de kast was gehaald, de meibedevaart naar Oostakker-Lourdes, onze Eerste en Plechtige Communie, het sobere schoolfeest, de liedjes die we zongen over de lente en over mei (zoals het liedje over alle vogels die een ei leggen en over de veldkapel waar ‘het wemelt van blonde kleinen’.) Nostalgie… hoe ouder we worden, hoe meer het ons overvalt. En hoe meer we beseffen dat wij het in onze kinderjaren in feite gemakkelijker hadden dan onze kleinkinderen nu. Bijna geen angstaanjagende mediaberichten, geen keuzestress, geen overdaadstress. De bedevaartsdag naar Oostakker was een uitstapje, bijna een reisje, dat eindigde met een limonade in de speeltuin in de buurt van de grot. De communiecadeautjes konden we op één hand tellen. De jaren stillekes ? Wat een schitterende herinneringen, misschien wel een ietsje bijgekleurd door de tijd. Sommige dingen die vroeger vanzelfsprekend waren, krijgen nu één speciale dag in het jaar. Een buitenspeeldag, zoals onlangs, en een complimentendag. Als het vanzelfsprekend is dat kinderen buiten spelen en dat wij mensen die ons helpen een compliment geven, moet zoiets dan een bijzondere dag krijgen ? Of zet dat a.u.b. alle dagen op de kalender ! Wanneer het heel normaal is dat we onze slaapkamer verluchten, moet er dan een slaapkamerverluchtingsdag komen ? Zou ik de enige zijn met deze bedenking ? (Denk niet dat het belachelijke woord te lang is om op de Druivelaar gedrukt te worden, er is een antibioticabewustwordingsdag en dat woord kan wél op het scheurblaadje. !) Uiteraard zijn de vele positieve initiatieven voor bijzondere dagen toe te juichen: dag van de zorg, van de verpleging, dag van de brandweer, van de poetshulp enz. Het is echt nodig dat aan bepaalde mensen meer ‘dankuwel’ wordt gezegd.
Het mooiste feest van de maand mei is wellicht moederdag. Over moeders bestaan heel veel gedichten. Maar dit gedicht van Victor Alexis de la Montagne (1854-1915 / tekst naar Jean Richepin) zegt alles.
Een oudt liedeken
Tsag eens een cnape stervensgeern een valsche, wreede boose deern.
Sei totten cnape: “Hael mi terstont din moeders herte vor minen hont.
Hi ging en sloech sin moeder doot en vluchtte mettet herte root.
Mer twyl hi loopt, stuict oppen steen, en valt, – dat erme hert meteen.
Al botsen op de harde baen, vingh plots dat hert te spreken aen,
Al weenen vinghet te spreken aen, “Och, jonghe, hebs di seer gedaen ?”
Prettig, die regen, rillerig genot. Nu voel ik hoe zalig het later zal zijn in warme beschutting. Net zoals de dorst het zoet gevoel geeft aan het drinken en het lawaai waarde geeft aan de stilte, zo geeft de klamme kilte mij de gloed van morgen. Ik schuil niet of vlucht niet voor striemend nat of grijze uren, morgen schatert de zon in de plas. Vanbinnen zal ik lachen onder azuurlucht en slagroomwolkjes, omdat nu een zware hemel als een zwart dak boven de velden hangt. In blauw zal ik mijn nieuwe dag schilderen, want al mijn grijs is uitgeklad. De regen voedt de bloem voor morgen. Grijs en blauw zijn dingen en gedachten, grijs en blauw, grauw en heerlijk hel. Ogen kleuren de doodgewone dagen en ik hou van de regen om de zon in de plas.
Voor de kerst en ’23 warme wensen met een groet: dat je alles kan gebruiken wat er dagelijks toe doet. Goede ogen om te kijken naar de plant naast je tv en een neus om op te snuiven, knoflooksoep of crème brûlée, vlotte vingers om te voelen wat de juiste toetsen zijn en een tong om te genieten van het water bij de wijn, goede oren om te spitsen bij Camille of Menuhin want zo hebben ’t komend jaartje alle vijf die tuigen zin. m.v.
Het bestuur van Samana Flora wenst iedereen Zalig Kerstmis. Wij hopen dat de ‘vrede op aarde’ waarover wij zingen, ook realiteit mag worden. Geniet van de warmte en de gezelligheid in familiekring. De meest gehoorde maar toch écht gemeende wens voor het nieuwe jaar is: een goede gezondheid. Dat is niet bij iedereen vanzelfsprekend. Dus voor velen voegen wij daaraan toe: veel moed en doorzettingsvermogen. Het ga jullie goed in 2023 ! Wij blijven verbonden.
Ieder jaar overvalt weemoed ons in de herfstperiode, vooral rond Allerheiligen. Het graf of een herdenkingsplek bezoeken van wie men mist en er bloemen brengen, is een mooi ritueel, het werkt troostend. Mijn moeder zei meermaals: “Wanneer je op een kerkhof de doden herdenkt, denk er meteen bij: wat zou ik nu kunnen doen voor de levenden?” Wanneer ik voor het graf van mijn ouders sta, komen die woorden weer in mijn gedachten.
Hoe moeilijk moet het zijn voor ouderen in een WZC die weinig en meestal niet de mogelijkheid hebben de graven van hun geliefden nog te bezoeken. Zij treuren, herdenken én vergeten bij foto’s op hun vensterbank. Niet iedereen heeft kinderen die hun tradities verderzetten en ’tijden veranderen’. Ik prijs mij gelukkig met attente kinderen en kleinkinderen, maar wanneer ik een familielid bezoek in een WZC valt het me zwaar te horen dat daar mensen zijn die amper bezoek ontvangen. En wanneer ik daar een oude moeder-grootmoeder-overgrootmoeder met de ogen dicht zie wegzinken in haar zetel, in die ene plaats waar haar verdere leven zich zal afspelen, denk ik aan poëzie. Dichters kunnen raken. Als Allerheiligen-Allerzielengedicht:
‘Moeder’ Karel Jonckheere.
Zo lang zij rustig leeft kunnen wij haar vergeten, ze kost ons zorg noch geld, ze doet ons nimmer zeer; tweemaal in ’t jaar, misschien, gaan wij nog bij haar eten en lachen als ze zegt: Het is de laatste keer. Maar één kort spoedbericht maakt ons opnieuw tot zonen, wat ons gewichtig werd, valt plots en dwaas uiteen, wij dachten in onze eeuw en in ons werk te wonen tot wij beschaamd en leeg haar kleine huis betreên. Ze heeft op ons gewacht. Tenzij ze is gestorven. Daar ligt wie onze moeder was, het arm gezicht waarin veel eenzaamheid berusting heeft gekorven beschenen voor het laatst in reeds vervreemdend licht. Dat wij voorgoed alleen zijn thans, dat alle bronnen vervloeien in de tijd, bedroeft ons hart zo niet. Maar dat onze overmoed zich nimmer heeft bezonnen over haar eenzaamheid, dit wordt ons taaist verdriet.
De leerlingen van OV3 maken in de klas bij juf Natascha een vogelkastje. “Luister”, zegt zij duidelijk ,”je moet niet alleen kijken of het mooi is, maar je moet vooral denken: wie gaat er naartoe komen? Het is voor vogeltjes, dus het moet wat betreft materiaal en vorm aangepast zijn aan de vogeltjes.” De leerlingen doen hun best, ze maken met weinig en goedkoop materiaal gepaste kleine woningen voor de vogeltjes. Vandaag luister ik naar het ochtendnieuws op de radio en ik kan mijn oren niet geloven. In mijn hoofd flitst spontaan een volkse kampioenenklinkende ‘ “t Is nie waar, hé !” Mijn Hollandse neef zou gezegd hebben: “Nou breekt mijn klomp !” maar ook dát klinkt nog veel te zacht. Wat slaat mij zo met verstomming? Het net gerestaureerde Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen heeft een probleem… strepen van donkere schoenen op de witte glanzende (duurzame !) vloer. Een reporter laat de directie aan het woord. En vooral dán gaan mijn oren tuiten: “Het is voor ons een leerproces.” Hoeveel jaar was het museum gesloten voor deze restauratie? Hoeveel miljoenen heeft het gekost? Zal ik op zoek gaan naar witte schoenen om binnenkort samen met de koningen het kind te gaan aanbidden in de Rubenszaal ?
Twee maand geleden ontmoette ik in Vlissingen een leuke knaap van 10 die graag met klompen naar school ging. Hij stapte vlot en fier op de Boulevard. Kom gerust eens naar Bokrijk, Bas, je zal er geen schade aanrichten.
Binnenkort zullen we met de leden van Samana samenzitten met kinderen van de lagere school, om gezelschapsspelletjes te spelen. Een spelletje ‘Mens, erger je niet’, daar ben ik aan toe. Volgende maand wil ik wel graag de vogelkastjes zien van de jongeren, waarvan in hun dossier staat dat ze verstandelijk minder presteren.
Eén ding weet ik zeker, de vogeltjes zullen tevreden zijn.
Na een gezellige paaskoffietafel met mooie zang, maakt bloemenliefhebster Gilberte met veel plezier een omwegje met de auto om in de Wautersdreef en de François Spaestraat even stil te staan bij ‘la vie en rose’. Een lust voor het oog, maar zoals alle mooie liedjes van korte duur. Het doet ons verlangen naar de komende Floraliën, die na twee jaar uitstel, eindelijk zullen plaatsvinden in de Floraliënhal van het Citadelpark. Van kleine tentoonstelling in 1809 in een zaaltje van 48 m2, is de Gentse bloemententoonstelling uitgegroeid tot een wereldvermaarde expo, dit jaar onder het motto ‘Mijn Paradijs, mijn wereldse tuin’.
Wat hebben de Floraliën te maken met Merelbeke Flora ? Heel veel, natuurlijk. In de 2de helft van de 19de eeuw was Gent dé bloemenstad bij uitstek en Gentse bloemisten zochten ruimte voor hun nieuwe serres rond Gent, ook in Merelbeke. Rond 1860 waren er in het Gentse ongeveer 200 bloemisterijen, met alles samen ongeveer 600 serres. De faam van de camelia ruimde plaats voor de superioriteit van de Gentse azalea indica. In die tijd had Jan van Geert 100 variëteiten azalea indica, 80 variëteiten potpioenen en 40 soorten camelia’s. Gentse bloemisten vielen vaak in de prijzen op internationale tentoonstellingen in het buitenland. Bekende bloemisten waren Louis Van Houtte en Adolf Papeleu, die van Gentbrugge een tuinbouwcentrum maakten. Later maakte Papeleu van Wetteren een centrum voor boomkwekerijen. In 1880 waren er ongeveer 3.000 werklieden tewerkgesteld in de bloemisterijen, die zich meer en meer op uitvoer concentreerden. Uitheemse planten en bloemen werden in Gent veredeld en dan geëxporteerd, o.m. naar Amerika. (De Gentse azalea indica versierde ook het paleis van de Russische tsaar…)
Het tuinbouwgebied omvatte Merelbeke, Melle, Lochristi, Sint-Amandsberg en Oostakker, maar alles viel onder de noemer: Gentse sierteelt. Vuylsteke kweekte een zeldzame orchidee. (Voor fanatici: de odontoglossum). Na WO I was er een crisisperiode in de tuinbouw, maar in 1929 verstuurde men opnieuw sierteeltproducten naar een 30-tal landen, voor een totale waarde van 122.120.314 frank. Het oorlogsgeweld van WO II vernielde het bloemistendorp Merelbeke en velen moesten van nul herbeginnen. In 1965 benaderde de export het miljard. Met de petroleumcrisis en de hoge brandstofprijzen kwamen er grote problemen en uiteraard kwam er ook meer en meer concurrentie. Maar de 36ste editie van de Gentse Floraliën bewijst dat onze sierteelt nog niet is afgeschreven.
WIE WAS FLORA ?
Flora was één van de mindere goden/godinnen van de Romeinse Oudheid, ze was populair. De mythe van Flora komt uit verhalen van vóór de Romeinse tijd. Flora is afgeleid van het latijnse woord ‘flos’, wat bloem betekent. De godin Flora had het vermogen om gewassen te doen groeien en sterker te maken. Daarom werd ze ook de godin van de vruchtbaarheid. Wanneer mensen Flora boos maakten, werden zij als slachtoffers naar de grot van de Fratres Avales gebracht. De grootste tegenstander van Flora was de Romeinse god Robigus, die gewassen vernietigde en van kleur beroofde. Er was dus steeds een strijd tussen Flora en Robigus, een soort gevecht tussen goed en kwaad. Voor Flora werd in Rome een tempel gebouwd, op aanraden van de sibille van Cumae (*) en er was een lange tijd een jaarlijks festival eind april, begin mei. Dit festival werd echter afgeschaft wegens ‘losbandig feesten’. Kunstenaars hebben Flora meestal afgebeeld met bloemen in het haar. De tweelingzus van Flora was Fauna, godin van de dieren.
( *) De sibille van Cumae staat, net als een andere sibille en twee profeten, afgebeeld op het Lam Gods van Van Eyck, bovenaan.
De paaslelies en de tulpen lachen ons toe. Ook al voorspelt men na dat te vroeg zomertje opnieuw koude nachten, we hebben ‘onze winterpels achtergelaten’, zoals de Bond zonder Naam het mooi omschrijft. Maar het nieuws over oorlog in Oost-Europa vreet aan ons lentegevoel. Daarom is het goed dat wij af en toe positieve dingen lezen. In de eerste coronaperiode heb ik mij gefocust op opbeurende uitspraken van vrienden aan de telefoon en heb ik ook citaten genoteerd die ik toevallig las of hoorde in die dagen. Ik genoot van het opschrijven van die wijsheden en daarom blijf ik er nu en dan nog noteren, maar in iets mindere mate. Het zijn niet alleen geleerden, filosofen en taalkundigen die verstandige dingen vertellen. In mijn citatenschriftjes staan quotes van gewone mensen, vaak onbekenden voor mij, tussen die van beroemdheden. Sommige zouden in reuzegroot Cyrillisch schrift boven het bed van Poetin moeten hangen. Maar wat baten kaars en bril als de uil niet zien (en) wil ? De mensen die wijze raad niet nodig hebben, zijn de eersten die naar wijze raad luisteren. Ik geef jullie een kleine bloemlezing uit mijn verzameling.
Het is niet te voorkomen dat vogels van droefheid landen op onze schouders. Het is wel te voorkomen dat ze nesten bouwen in ons haar. (Chinees spreekwoord, geleerd van Krista Bracke, die immense moeilijkheden overwon).
Denk aleer gij doende zijt en doende, denk dan nog. (Guido Gezelle – 1881)
Je kunt ook aandacht besteden aan de planten i.p.v. aan het onkruid. Het negatieve moet je niet wegduwen, maar je kan wel het positieve aanvaarden. (acteur Ray Verhaeghe, 90+-ser)
Ik moet wel twee of drie rupsen verdragen, wil ik vlinders kunnen zien. (uit ‘De kleine Prins, Antoine de Saint-Exupéry)
Als velen in dezelfde richting gaan, komt de weg er vanzelf. (Gehoord op Canvas)
We kijken met miljoenen naar één bal in ’t stadion maar morgenochtend kijkt geen kip naar ’t opgaan van de zon. (Toon Hermans – Uit ‘Liggen in het gras)
Ons eigen geluk hangt af van de glimlach van anderen. (Albert Einstein – Dit stond minuscuul klein gedrukt op een papiertje dat in het koekje zat, gekregen als moederdagattentie van Samana in 2020.)
Kies ervoor om optimistisch te zijn. Dat voelt beter. (Daila Lama)
Vrijwilligers worden niet betaald, niet omdat ze waardeloos zijn, maar omdat ze onbetaalbaar zijn. (Rudi Coomans)
Een vat vol geleerdheid is nog geen druppel wijsheid waard. (Pythagoras – 6de eeuw v.C.)
Wanneer men naar het kerkhof gaat om overledenen te gedenken, denkt men er best ook bij: wat zou ik nu kunnen doen voor de levenden ? (Dat zei mijn moeder Martha Piens meermaals)
Gezonden willen vanalles. Zieken maar één ding. (Bond zonder Naam)
Een dikke boom begint als een teer twijgje. Een bergbeklimming begint met een stapje. (Lao Tse, 600 v.C.)
Schrap het woord ‘ik’ uit ons taalgebruik en de hele mensheid staat met de mond vol tanden en het paniekzweet op het voorhoofd. (Herman Brusselmans)
De pandemie is een natuurlijk experiment over de gezondheidseffecten van hoogmoed. (Dirk Draulans)
De geest wordt rijk door wat hij ontvangt, het hart door wat het geeft. (Victor Hugo)
Ik denk dat oma’s kleiner worden zodat ze beter in je hart passen. (Mona, 11 jaar. Gelezen in Libelle)
Veeg het grijs uit je leven weg en laat de kleuren, die je vanbinnen bezit, tot hun recht komen. (P.Picasso)
Lichtpunten kun je pas zien als je de duisternis in de ogen kijkt. (Uus Knops – psychiater, auteur uit Gentbrugge)
Voor iemand met een hamer lijkt elk probleem op een spijker. (Abraham Maslow)
Het leven kan alleen achterom kijkend begrepen worden, maar het leven moet voorwaarts kijkend geleefd worden. (Sören Kierkegaard)
Wie zich niet aanpast aan zijn deken ligt met zijn voeten bloot. (Goethe – vrije vertaling)
Je moet het leven nemen zoals het komt. Vandaag is dat goed, morgen is dat slecht, overmorgen terug wat beter. (Sylvain, een 82-jarige bewoner van een WZC in ‘Leef’ april 2020)
Een moedeloze aars laat geen vrolijke scheet. Aus einem verzagten Arschg kommt kein fröhlicher Firz. (Maarten Luther)
We kunnen vliegen als vogels en zwemmen als vissen, maar zoiets eenvoudigs als de aarde bewandelen als broeders en zusters, moeten we nog leren. (Martin Luther King)
Vrijheid voor de wolven betekent dood voor de lammeren. (Isaiah Berlin, filosoof uit Letland)
Wil je geen kennis verloren laten gaan en ze in de tijd laten reizen, vertrouw ze dan toe aan kinderen. (ouderling van de Bambara-stam – Uit: Wijsheid uit Afrika)
Wanneer je naar de zon kijkt, vallen alle schaduwen achter je. (Las ik op een glasonderzetter van de Gezinsbond)
Het beste middel tegen angst is schoonheid. (Damiaan Denys – Gehoord in ‘Touché’ op Radio 1)
Je bent de som van wat je hebt meegemaakt. (Pascal Braeckman – klankman – in Samana Magazine april 2020)
Wanneer men niet datgene heeft waarvan men houdt, moet men houden van datgene wat men heeft. Quand on n’a pas ce que l’on aime, il faut aimer ce que l’on a. (Roger de Rabutin – 17de eeuw)
Ijzer is goedkoop wanneer men de winst kan tellen van elke dode soldaat. (Lie Tillema-Heijnen in ‘Moeders, uw kind is geen kanonnenvlees’ 1934)
Verspil nooit een goede crisis. Never waste a good crisis. (Winston Churchill)
Iedereen is een genie. Maar als een vis wordt beoordeeld op zijn vaardigheid om in bomen te klimmen, zal hij zichzelf zijn hele leven als een mislukkeling beschouwen. (Albert Einstein)
Als mensen je dierbaar zijn, zeg hun dat dan het liefst vandaag nog. (Luc Swinnen – arts, in een interview)
Durf jezelf eens af te vragen of het kind in jou geïnspireerd zou zijn door de volwassene die je geworden bent. (Tommy Browaeys – Gelezen in Samana Magazine nr 31 in 2020)
De helft van de fouten die we in het leven maken, zijn een gevolg van het feit dat we voelen wanneer we zouden moeten denken en denken wanneer we zouden moeten voelen. (John Collins)
Ik buig diep voor mensen die zich vanuit de rand van de orkaan vastberaden naar het windstille oog worstelen. Ik bewonder iedereen die het noodlot voor altijd op zijn rug draagt en dan toch nog kan lachen, toch nog blijft hopen op beter. (Nico Dijkshoorn in De Gentenaar/Het Nieuwsblad)
De kunst bestaat erin te begrijpen en te aanvaarden dat sommige dingen niet te begrijpen of te aanvaarden zijn. (Eva Van Braeckel – longarts UZ Gent)
Wie een vuist maakt, kan geen hand geven. (Bond zonder Naam)
Haal de MOET eruit. Houd de MOED erin. (Gelezen op de flap van ‘Houvast’ Samana)
Reeds twee jaar lang vonden we het geen pretje om naar het Journaal te kijken. Het tot in maart 2020 (voor de meeste mensen) onbekende woord ‘corona’ deed op de duur onze oren tuiten. Lockdown, tweede golf, derde en volgende golf, cijfers van besmettingen en van het aantal coronadoden, daartussen nog natuurrampen her en der, vluchtelingenproblematiek…
Nu de lente in aantocht is, (dat vertellen de crocusjes ons,) en wij bijna euforisch worden na de laatste versoepelingen van de maatregelen, beginnen we alweer te piekeren wanneer we de nieuwsberichten horen, en piekeren is dan nog zacht uitgedrukt. Het woord ‘oorlog’, dat momenteel al te vaak in nieuwsberichten te horen is, klinkt angstaanjagend. En plots komt een lied van Sting uit 1985 weer in mijn gedachten: Russians. In de tijd van Reagan en Chroesjtsjev zong Sting: “I hope the Russians love their children too”, ik hoop dat de Russen ook van hun kinderen houden. Het was een lied met een krachtige tekst.
Een fragment: Hoe kan ik mijn kleine jongen beschermen tegen het dodelijke speelgoed van Oppenheimer ? Er is geen monopolie op gezond verstand, aan elke kant van het politieke hek. We delen dezelfde biologie, los van ideologie. Geloof me wanneer ik je zeg: Ik hoop dat de Russen ook van hun kinderen houden.
Als moeder van drie zonen stel ik mij in de plaats van die miljoenen moeders ginds in het oosten van ons ‘beschaafde’ Europa.
IK ZAL HET NOOIT BEGRIJPEN
Ik kan mijn land niet liefhebben, mijn zoon, als jij moet gaan, verkleed, vermomd als moordenaar, gegooid in ’t gekkenspel, met lege leuzen opgepept, recht naar de oorlogshel.
Ik wil niet aan een massagraf met duizend moeders wenen, ik wil geen naam gebeiteld zien in harde huldestenen.
Ik huiver bij een kruisentuin, mijn zoon. Het heeft geen zin, zovelen vochten om de eer, gekraakt door pijn en spijt, zijn zij op ’t veld tot niets vergaan, veld van absurditeit.
Ik wil niet dat mijn eigen bloed vermengd wordt met het kruit wanneer jij in een moddersloot verkrampt je ogen sluit.
Ik zal het nooit begrijpen, mijn zoon, wat oorlog is. De mens, nog steeds een beetje beest, bezeten en behept, verschroeit zijn eigen lente tot alles is verlept.
Ik kan mijn land niet liefhebben dat levens laat vernielen en zal voor goden van geweld nooit buigen en nooit knielen.